Dubbelinterview met Pien Leukenhaus en Jan-Willem Klink
Het Burgerweeshuis bestaat 40 jaar. Het lijf mag dan piepen en kraken, de ziel is springlevend. Wat kenmerkt het roemruchte Deventer poppodium, in 1984 ontstaan vanuit een jongerencentrum? In zes dubbelinterviews zoeken we het uit. Dit is aflevering 4, met vrijwilligerscoördinator Pien Leukenhaus (Deventer, 1997) en oud-vrijwilliger Jan-Willem Klink (Deventer, 1968).
‘Dit is eigenlijk geen plek voor koffie, toch?’ Jan-Willem zit op een kruk aan de bar in de grote zaal van het Burgerweeshuis en neemt een slok van zijn bakkie troost. Pien, van achter de bar: 'Normaal sturen we bezoekers voor koffie of thee inderdaad naar het Burgercafé, maar dit is een interview en geen concert of dansavond. Voor deze ene keer mag het. Ons aanbod verandert trouwens wel voortdurend. Zo schenken we sinds kort zoete shotjes, voor de jongere doelgroep. Maar koffie in de zaal, nee, dat is een brug te ver.’
Pien is vrijwilligerscoördinator bij het Burgerweeshuis. Ze leidt een poule van 124 vrijwilligers in goede banen. ‘Nog steeds krijgen we bijna wekelijks nieuwe aanvragen. Zonder dat we daar moeite voor doen. Mensen weten ons te vinden.’ Onder meer de bars worden door vrijwilligers bestierd. Pien zelf staat normaal niet achter de bierpomp. Zodra de vrijwilligers tijdens een concert- of clubavond hun plek hebben ingenomen vervult zij een rol als gastvrouw annex bedrijfsleider.
‘Wat je in het putje aantreft? Een samenvatting van de avond’
Voor nieuwe aanwas is er een ontgroening, een onofficiële weliswaar, maar toch: ‘putjesdienst’. Jan-Willem, terwijl hij naar het rooster in het midden van de zaal wijst: ‘Aan het einde van de avond gingen we altijd met de brandslang en een emmer sop rond.’ Pien: ‘Dat is nog steeds zo.’ Jan-Willem: ‘Hele avonden zijn in dat putje verdwenen. Maar er kwam altijd een moment en dan zat het putje verstopt. Je raadt het al: iemand moet er met het handje in. Klusje voor de nieuwelingen. Wat je daar aantreft?’ Hij lacht: ‘Een samenvatting van de avond.’
Een paar muntjes voor minder
Ruim tien jaar was Jan-Willem vrijwilliger bij het Burgerweeshuis. Eerst stond hij achter de bar, later bij de deur. ‘Wat Go Ahead Eagles is voor voetbalsupporters, is het Burgerweeshuis voor mij: thuiskomen. Op een dag werd ik aan mijn haren getrokken door vriend en toenmalig directeur Pascal Bouma. Ik werd als het ware ontboden. Hij zei: ‘Ik zie je morgen om acht uur, half acht mag ook.’’ Jan-Willem stribbelde niet tegen, want, weet hij, plekken als het Burgerweeshuis maak je samen. ‘Als vrijwilliger bij Burger had ik het bovendien zo slecht nog niet. Ik kon naar alle concerten en kreeg een paar muntjes voor minder.’
‘Zonder vrijwilligers kunnen wij de tent net zo goed sluiten’
In het dagelijks leven is Klink, zoals hij door de meesten wordt genoemd, supporterscoördinator bij Go Ahead Eagles. Daar ervaart hij een soortgelijk krachtenveld. ‘Vrijwilligers zijn de kurk waarop organisaties zoals Go Ahead en Burger drijven.’ Pien instemmend: ‘Zonder vrijwilligers kunnen wij de tent net zo goed sluiten.’ Jan-Willem: ‘En het werkt twee kanten op, hè? Clubs als deze kunnen niet zonder mensen en mensen niet zonder clubs. Ik heb bij Burger uitvaarten en trouwerijen meegemaakt. Wij mensen zijn sociale wezens, we zoeken naar verbondenheid. Niet voor niets wordt Go Ahead Eagles door sommigen een rood-gele kerk genoemd. Iedereen wil toch ergens bij horen?'
‘Goed verhaal dit’
Vrijwilligers bij het Burgerweeshuis noemen zichzelf Weesjes. Pien: ‘Ook dat is geen toeval. De onderlinge verbondenheid is groot, mensen hebben elkaar hier gevonden. Neem een groep Syrische jongens in onze poule. Ze begonnen hier jaren geleden toen ze nog in het asielzoekerscentrum woonden. Inmiddels voelen ze zich hier thuis en zijn ze mede door Burger ook van Deventer en Nederland gaan houden.’
Jan-Willem: ‘Als we de tent dan toch aan het ontleden zijn. De laatste lettergreep is huis. Zo voelt Burger ook: als thuis – toegankelijk en veilig. Je kent hier altijd wel iemand, bent nooit anoniem. Het is ons kent ons. En als je nieuw bent en nog niemand kent, vind je snel aansluiting. Is dat de hanzementaliteit? Misschien wel. Het is in Deventer altijd een komen en gaan van mensen geweest.’
Pien: ‘Deventer is op papier een stad, in het hart een dorp. We zijn een nuchter volk. Het resultaat is een unieke, prettige gemoedelijkheid.’ Gedoe komt mede om die reden weinig voor bij het Burgerweeshuis. Pien staat op van haar kruk en loopt naar een rode knop links naast de rij met koelkasten. Ze drukt erop, maar er gebeurt niets. ‘Goed verhaal dit. Hij staat nu uit, maar tijdens shows zou er een alarm afgaan. Voor het geval er toch gedoetjes zijn. Mede door die knop voelen vrijwilligers zich veilig. We zijn een klein podium, beveiligers zijn snel ter plaatse.’
Ons kent ons-cultuur
Jan-Willem: ‘Akkefietjes zullen er altijd zijn, dat is bij Go Ahead net zo. Zet een hoop mensen bij elkaar met drank en het gaat een keer mis. Hoort erbij. We moeten allemaal een keer uitglijden, niet dan? De vraag is: hoe heb je het geregeld? Met zo’n knop en een paar beveiligers kom je volgens mij een heel eind. Daarnaast doet de sociale controle zijn werk. Vanwege de gemoedelijke sfeer en de ons kent ons-cultuur weten mensen dat ze hier iets te verliezen hebben. Je hoeft weinig te doen om ervoor te zorgen dat iedereen in de stad het vanavond over jou heeft.’
‘Ik vind dat de gemeente beide instituten meer mag omarmen’
In een poging om het karakter van het Burgerweeshuis te vangen, vallen steeds dezelfde woorden: uniek, gemoedelijk, benaderbaar. Jan-Willem: ‘Maar zo is het ook. Niet voor niets schrijft de pers ook altijd zo lovend over zowel Burgerweehuis als Go Ahead. Ik vind echt dat de gemeente beide instituten meer mag omarmen. Denkt een wildvreemde nog aan koek als hij Deventer hoort? Ik denk van niet. Kom op mensen, wij zijn jullie uithangbord.’
Voorzichtig kusje
Vrijwilligers, een sociale functie, een unieke, gemoedelijke sfeer: parallellen trekken tussen het Burgerweeshuis en Go Ahead Eagles is niet zo lastig. Om de kernwaarden te verstevigen sloegen ‘Burger’ en ‘Kowet’ begin dit jaar daarom de handen ineen. ‘Als iconen van de stad begrijpen beide partijen de kracht van samenwerking en willen ze een positieve impact hebben op de ontwikkeling van talent en jongeren in de regio,’ aldus het persbericht waarin de samenwerking werd aangekondigd.’
Jan-Willem lacht. ‘Mooie woorden. Ik zie het zo: ze vonden elkaar al langer lief, nu zijn ze ook begonnen met aaien. Misschien is er zelfs sprake van een voorzichtig kusje hier en daar.’ Pien: ‘We organiseren in het najaar een workshop 'Maak je eigen clublied' met de Young Eagles.’ Jan-Willem: ‘Heel goed. Wie weet waar dat in de toekomst toe leidt. Met het oog op wat er speelt vind ik het slim dat het Burgerweeshuis zich nog meer verankert in de stad.’
‘Het is een prachtig zwart hol, maar wel een zwart hol dat aan vervanging toe is’
Want er is inderdaad nóg een parallel te trekken: zowel Go Ahead Eagles als het Burgerweeshuis is toe aan een groter en moderner huis met een hoger serviceniveau. In de Vetkampstraat worden inmiddels plannen gesmeed voor de uitbreiding van het stadion, met behoud van karakter en identiteit. Als het meezit gaat de schop na het huidige voetbalseizoen in de grond. In de Bagijnenstraat zijn er vooral vraagtekens. Pien: ‘Natuurlijk, het is een prachtig zwart hol waar we nu zitten met onze koffie, maar wel een zwart hol dat aan vervanging toe is.’
Gemaakt door mensen
Jaren geleden dreigde Go Ahead Eagles een nieuw stadion te bouwen aan de snelweg. Iedereen die ook maar iets met Go Ahead heeft is blij dat het zover niet kwam. Elders in het land, bijvoorbeeld bij AZ, zie je wat ervan komt. Jan-Willem: ‘Het serviceniveau is goed in Alkmaar, maar de ziel ontbreekt. Wat maakt Burger Burger? Dáár moet je verder mee.’ Pien: ‘Als je die vraag stelt aan onze vrijwilligers, noemen ze onder meer de kneuterigheid en het karaktervolle pand. Het Havenkwartier was in dat opzicht top.’
Jan-Willem: ‘Snap ik, maar in principe zou je zoiets overal kunnen creëren, toch? Ik was laatst in Leuven in een fraaie zaal. Aan de buitenkant zag het er niet uit, binnen was het top voor elkaar – heel sfeervol. Zelfs in de Schouwburg kan dat. Maar dan wil je gasten op z’n minst aan je eigen voordeur ontvangen. Daar moet het feestje in mijn ogen beginnen. Burger is een uniek instituut met veertig jaar geschiedenis, gemaakt door mensen. Die mensen verdienen een eigen plek.’
Fotografie: Isabelle Renate la Poutré
Interview: Job Hulsman